3.) Het post-covid 19 tijdperk

 

Geef de verantwoordelijkheid van hoe onderwijs vorm dient te krijgen terug aan de professionals, de leraren zelf, dan gaat de energie pas echt stromen

 

Voor de Covid 19 pandemie leek het erop dat het onderwijs aan het afhaken was. Moe van het strijden om meer waardering, minder druk en betere beloning (geen belangstelling voor transformatie van het onderwijs in breed perspectief gezien). Maar het onderwijs is taai, zeker vanwege de passie die er diep van binnen nog steeds is. Het onderwijs kwam in opstand en eiste meer geld en minder (administratieve) druk. Er kwam schot in de zaak en er werd weer onderhandeld met de bedoeling de problemen daadwerkelijk aan te pakken. En toen kwam Covid19.

 

In een mum van tijd werd digitaal onderwijs op poten gezet en daaruit bleek dat het onderwijs adequaat in kon spelen op deze veranderde situatie. Het kreeg hiervoor ook de nodige waardering van zowel ouders als van de overheid. 

 

Tijdens de tweede en derde golf is de digitale onderwijslijn weer opgepakt. Er wordt meer stilgestaan bij de gevolgen van de voortdurende pandemie zoals de pressie op de ouders en de impact op de kinderen. Vanuit de overheid en de scholenkoepels wordt van het onderwijs verwacht dat alles in het werk wordt gesteld om de opgelopen achterstanden weg te gaan werken. Veel directeuren geven aan nu even geen tijd te hebben voor innovaties en zich te moeten richten op  het wegwerken van achterstanden.

Gelukkig komen er tegenkrachten op gang. Machiel Karels, directeur van ‘Wij-leren, vermeldt dat leerachterstand voortkomt uit een achterhaalde visie op leren en ontwikkelen en stelt juist voor om nu ons onderwijs toekomstbestendig te maken en zo een groeispurt te maken qua schoolontwikkeling. Ook de onderwijsinspectie stimuleert scholen om vanuit een doordachte visie het onderwijs te innoveren  en anders in te richten.

 

https://www.onderwijsinspectie.be/nl/missie-en-visie

Staat van het Onderwijs 2021: inspectie wil ‘renovatie’ van onderwijs  | PO-Raad (poraad.nl)

Het onderwijs moet de gevolgen van de coronacrisis niet repareren, maar starten met een renovatie. Dat stelt de onderwijsinspectie in de Staat van het Onderwijs 2021. "Als de ambitie van de reparatie is om het onderwijs terug te brengen tot de toestand van vóór 2020, dan zijn te veel leerlingen daar niet mee geholpen.”  De PO-Raad zegt al langer, samen met partners uit kinderopvang en onderwijs, dat groot onderhoud aan ons stelsel nodig is. Dat vereist een meerjarige aanpak met voldoende tijd, heldere keuzes en structurele middelen.  

 

Missie:   

De onderwijsinspectie beoordeelt én stimuleert de kwaliteit en de kwaliteitsontwikkeling van onderwijs en inspireert zowel het onderwijsveld als het beleid op een betrouwbare, onafhankelijke en transparante manier. Hierbij staat de ontwikkeling van elke lerende steeds centraal.

 

Visie:     

De onderwijsinspectie: 

  • gaat in dialoog, werkt waardengericht en participatief;
  • handelt onafhankelijk en werkt samen met relevante partners en in netwerken;
  • deelt haar kennis met het onderwijsveld en het beleid;
  • bewaakt haar kwaliteit en draagt zorg voor haar medewerkers.

De reacties op het artikel van Karels duiden erop dat ook een grote groep directeuren en leraren dit uitgangspunt delen. Dat geeft weer dat er de nodige groei, in de vorm van daadwerkelijke transformatieve innovaties te verwachten is en dat er een mooie toekomst voor ons onderwijs in het verschiet ligt.

 

Veel leraren in het onderwijs geven echter de indruk moe te zijn van het steeds weer moeten innoveren of zijn lamgeslagen van de kritiek op hun werk vanuit de samenleving. In onze optiek is de hoofdreden hiervan dat leraren niet de mogelijkheid en de verantwoordelijkheid wordt geboden vanuit autonomie zelf en mede als team vorm te geven aan het onderwijs afgestemd op wat in de samenleving speelt. Het wordt tijd in het (post) Covid19 tijdperk om die verantwoordelijkheid te nemen, de rug te rechten en datgene te doen wat zij zelf in onderlinge samenwerking nodig achten.

 

Ons motto is:

 

Geef de verantwoordelijkheid van hoe onderwijs vorm dient te krijgen terug aan de professionals, de leraren zelf, dan gaat de energie pas echt stromen.

 

Er is genoeg potentie aanwezig die nog als zaadjes onder de grond verborgen liggen. Dat vraagt om voeding en water, of anders gezegd om vertrouwen, tijd, ruimte en handvatten om dit proces op gang te brengen. De noodzaak is er om deze sprong, ofwel zoals Obama verwoordde als ‘a leap of faith’ in gezamenlijkheid te maken. 

 

Van groot belang hierbij is dat we ons dienen te reflecteren op hoe de samenleving en ook school mede veroorzaker is van de alsmaar groeiende desinteresse en de toenemende schooluitval bij jongeren en de daaruit voortvloeiende gevolgen hiervan, zowel voor de jongeren zelf alsook voor de samenleving. Het is een gegeven dat veel jongeren zich afkeren van de school. Ze zien er geen brood meer in om deel van de schoolgemeenschap uit te maken, daar ze zich niet gezien voelen en niet aangesproken voelen op hun talenten. Voor jongeren die door desinteresse en verveling spijbelen en rondzwerven op straat liggen er gevaren op de loer. Wat te denken van de steeds groter wordende kloof tussen arm en rijk.

 

Het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) becijferde in 2014 dat ruim een kwart van de Nederlandse bevolking tot de ‘achterblijvers’ of de ‘onzeker werkenden’ behoren. Zij hebben relatief weinig beschikbare hulpbronnen, waaronder ook sociaal en cultureel kapitaal. Dat maakt van complexe ongelijkheid een maatschappelijk probleem dat de gezamenlijke veerkracht aantast; een deel van de bevolking raakt op diverse vlakken achterop.

 

De politiek doet zeker pogingen om het onderwijs de 21e eeuw in te leiden. Maar het is de vraag in hoeverre dit doel leidt tot het verkleinen van achterstanden en nog belangrijker tot het verkrijgen en versterken van verbondenheid in de samenleving. Het tegendeel blijkt want dit, op het verkrijgen van ‘supertalenten’ gerichte beleid vergroot juist de kloof tussen ‘arme en rijke’ mensen. 

 

Een nadere analyse van deze hedendaagse situatie brengt aan het licht dat ons onderwijs, zoals we reeds eerder aangaven, teveel gericht is op het versterken van de cognitieve ontwikkeling en dus op het leveren van leerprestaties. De kinderen en jongeren krijgen keer op keer te horen dat dat de weg tot succes is en dat er niets anders opzit dan ‘het pad der verlichting’, te volgen. De ‘zesmincultuur’ laat zien dat de intrinsieke motivatie veelal ontbreekt bij jongeren. Het eisen van een gemiddelde van zeven om een universitaire opleiding te kunnen volgen draagt echter niets bij aan het bereiken van een intrinsieke motivatie. Trouwens voor veel jeugdigen wordt de verlichting onderweg gedoofd daar ze de interesse verliezen of niet kunnen voldoen aan de cognitieve eisen en staan ze in het donker.

 

Er is bovendien geen vangnet aanwezig van volwassenen die in verbinding staan met deze groep jongeren en hun ouders. Bezuinigingen in de jeugdzorg hebben hiertoe geleid. Gevolg is dat kwetsbare jongerenondersteuning ontberen en onder andere jeugdzorg mislopen.

 

Biesta geeft aan dat er drie kerntaken van het onderwijs zijn die op zijn minst gelijkwaardig aan elkaar dienen te worden uitgevoerd. Personificatie betekent kinderen te laten ontdekken wie ze zijn en wat hun mogelijkheden en werkpunten zijn; socialisatie transformeert zich dan in een bijdrage te willen leveren aan de samenleving in gelijkwaardige verbondenheid met de anderen; classificatie transformeert zich in het willen inzetten van die talenten gericht op het samen bouwen aan een wereld die zich dienend opstelt ten aanzien van zijn medemensen en van de aarde. Hij wijst er vervolgens op dat de aandacht in het onderwijs nog steeds is gericht op classificatie, wat niet anders is dan ‘de poppetjes op de juiste plek krijgen’, dat socialisatie nog steeds niet anders betekent dan je aanpassen aan de info technologische samenleving.

 

Biesta geeft aan dat juist het derde aspect, de personificatie, vanuit zijn visie op onderwijs het meest essentiële is, maar juist het minste aandacht krijgt in het onderwijs. De politiek zou deze structurele transformatie als uitgangspunt van onderwijs dienen te nemen. De inspectie, die deze rol graag verder uitbouwt, kan dan scholen ondersteunen om dit beleid in de praktijk samen gestalte te laten geven. Daarin dienen de professionals zelf de leiding in handen te krijgen, ondersteund door de overheid, de inspectie, de besturen en de directies, om dit uitgangspunt in concreet onderwijs vorm te gaan geven. 

 

In het onderwijsveld gaan echter tegenstrijdige berichten de ronde. Als scholen benaderd worden om ondersteuning aan te bieden om onderwijs af te stemmen op de toekomst dan is het antwoord vaak dat er geen tijd is daar de focus ligt op wegwerken van achterstanden. Dit terwijl de geluiden vanuit het onderwijs, vaak dezelfde leraren, is dat er kritiek wordt geuit op de roep om wegwerken van achterstanden door de minister van onderwijs en andere instanties binnen het onderwijs. Het lijkt op een hond die in zijn eigen staart wil bijten. Ofwel we bevinden ons in een vicieuze cirkel en we wachten tot de overheid die we met tegenzin laten bepalen hoe te handelen. Maar moeten we niet zelf tot besluit om  de werkwijze van Biesta als leidraad aan te nemen, van waaruit ons onderwijs wordt vormgegeven? Hebben wij professionals onze eigen verantwoordelijkheid niet te nemen? Wordt het niet tijd om ons te verdiepen in hoe af te stemmen op wat dienend is voor het samen opbouwen van een meer menselijke samenleving? Tijd om onze stem te laten horen en vanuit onze autonomie en verantwoordelijkheid daadwerkelijk over te gaan tot het innoveren van ons onderwijs op grond van onze visie op kind en samenleving.

 

Sjef Drummen kan gezien worden als zo’n voorbeeld. Hij doet ons beseffen dat transformatie van het onderwijs een noodzaak is. Hij gaat allereerst in op het ontbreken van betekenisgeving in het onderwijs en stelt:

 

“Is het normaal dat kinderen met tegenzin leren en school saai vinden? Wat doet het met kinderen om ‘zwakke leerling’ genoemd te worden? Wat is de rol hierin van ons onderwijs”?

 

Vervolgens geeft Hij ons tien wegwijzers om onderwijs voor onze leerlingen en voor onszelf betekenisvoller te maken. Hij noemt ze de tien geboden van het 21e Eeuwse leren.

 

De 10 geboden van het 21ste-eeuwse leren  

  1. Nieuwsgierigheid is de motor van alle leren, verbeeldingskracht is de brandstof van die motor. We worden geboren als perfecte autodidactische ‘leermachines’. Onderwijs moet zorgen dat de machines aan blijven staan.
  2. Een agile leergemeenschap is gebaseerd op autonomie en ontdekkingskracht. Inzichten van de pedagogiek, psychologie, neurologie, filosofie en technologie geven heldere inzichten en mogelijkheden om die leergemeenschap te optimaliseren.
  3. Leren 0.0 is datgene wat ouders met hun kinderen doen. In 50.000 jaar is er niets veranderd in hoe de mens leert. Elk kind heeft zijn eigen leerrecept en dagelijks kijk je of dat recept nog werkt. Leren is namelijk een uniek proces in de hersenen van elk lerend individu. Leren 0.0 is going back to (prepare for) the future.
  4. Behandel kinderen ongelijk.Laat kinderen merken dat ze allemaal uniek en daardoor waardevol zijn. Zonder algemene standaard bestaat er geen pestgedrag want afwijken kan niet als er geen norm is. Iedereen is afwijkend in zijn uniciteit.
  5. Leren is een autodidactische activiteit die in een sociale context plaats vindt. Elk brein maakt eigen verbindingen tussen de 86 miljard neuronen. Daardoor zijn alle mensen verschillend en leren dus ook allen anders, maar wel allen binnen de sociale context; we willen goed doen en ertoe doen en samen doen.
  6. Verwerp alle geïnstitutionaliseerde educatieve onzin. We zijn geconditioneerd in het denken dat school niet kan bestaan zonder toetsen, focus op kennis, huiswerk, leraren, lesgeven, methodes, schoolboeken, vakken, lokalen, niveaus, lesroosters, etc. We moeten detoxen. De wereld veroveren begint met een leven lang leren dat je vastberaden, gedisciplineerd en met lef ZELF ter hand neemt. Er is geen verschil tussen kunnen en kennen.
  7. Focus op kennis leidt tot demotivatie, focus op motivatie leidt tot kennis. In de komende eeuw wordt het niet-weten en niet-begrijpen belangrijker dan weten en begrijpen. Samen                     met verbeeldingskracht vormt dit de energie om te komen tot nieuw weten. En alleen nieuw weten, nieuwe kennis, maakt nieuwe toekomst. Het is immoreel om moderne kinderen te veroordelen tot een onderwijssysteem wat al eeuwen nauwelijks veranderd is. Een vorm van kindermishandeling. De mogelijkheden van de technologie geven kinderen van nu toegang tot de collectieve hersenkwab van de mensheid van data en informatie.
  8. Autonoom leren is vrij, maar niet vrijblijvend. Leerprocessen van kinderen kunnen op uurniveau gevolgd worden met de huidige technologie. Autonoom leren is geen gepersonaliseerd leren. De lerende bepaalt of leren zinvol is en welke leerdoelen hij stelt. De Agoriaanse meester begeleidt de reis ernaar toe. Leerroutes kunnen dagelijks veranderen.
  9. De ideale leeromgeving is een mix tussen de Efteling, Harvard, een boeddhistisch klooster, een marktplaats en een kunstatelier. Hij moet glunderproof zijn. De Agoriaanse meester inspireert, zorgt voor optimale leercondities en ontsluit nog onbekende werelden voor de lerende. Ouders zijn betrokken en geven Masterclasses. Leren is een proces waarbij alle zintuigen betrokken zijn; het lichaam is een leermachine. Omgeving is daarbij van groot belang. Er mogen geen grenzen zijn tussen thuis, de straat, de virtuele wereld en de leeromgeving. Jongeren ontwerpen hun eigen werkplek en veranderen die regelmatig.
  10. Als kinderen elke dag lachend naar school gaan en thuiskomen, hoef je je geen zorgen over hun leren te maken.

We zien het al voor ons dat onze kinderen lachend naar school komen; gefêteerd worden op betekenisvolle activiteiten; met rode wangen van inspanning de school uitgaan op weg naar de geïntegreerde B.S.O. om te sporten, te schilderen, te acteren te zingen etc.

 

Nieuwsgierigheid kiezen we als motor van leren. Onze kinderen onderscheiden zich als ondernemers, vrije geesten die het leven steeds meer zelf in de hand nemen. Dit alles vindt plaats in een open gemeenschap, waarin verschillen een meerwaarde hebben en we op elkaar kunnen bouwen en elkaar ondersteunen. Kortom ‘zin in school is een gegeven'. 

 

Zeker zullen er kinderen zijn die aan die innerlijke vrijheid in verbondenheid moeten wennen of die nog steeds complex gedrag laten zien. Uitgangspunt is dat alle kinderen worden ingesloten en dat wij opvoeders verantwoordelijk zijn en ons ook verantwoordelijk voelen om dat te realiseren.

 

Het volgende deel gaan we zodoende in op hoe om te gaan met het complexe gedrag wat kinderen in deze tijd laten zien, de betekenis erachter en het onder ogen zien van de consequenties van onze reacties erop.